Bij een ventilatiesysteem C gaan we de vuile aanwezige lucht in de woning mechanisch afzuigen. Hiervoor gebruiken we één centrale unit met verschillende uitgangen. Hierop sluiten we al de vochtige ruimtes op aan. Iedere uitgang beschikt over een klep en senor. De sensor meet continu de luchtkwaliteit in de ruimte. Wanneer de kwaliteit ondermaats is, zal de ventilator meer afzuigen. De kleppen zorgen ervoor dat enkel de ruimtes geventileerd worden, die nodig zijn. De verse zuurstof komt binnen via roosters in de ramen. De ruimtes komen in onderdruk te staan waardoor de roosters open gaan en zo verse lucht binnen laten.
Bij een ventilatie systeem D gaan we een extra ventilator (pulsie) voorzien en een warmtewisselaar. Dit alles in één toestel. We gaan ook de droge ruimtes aansluiten op het toestel. De verse lucht zuigen we van buiten aan, deze gaat via de warmtewisslaar naar de droge leefruimtes. In de warmtewisselaar zal deze droge koude lucht kruisen met de vochtige warme lucht. De koude lucht van buiten wordt dus voorverwarmd door de restwarmte van de binnenlucht. Hier hebben we geen roosters nodig in de ramen en het toestel zorgt steeds dat de woning in balans is.